Diplomaten gedijen het best als het vierkant draait, en bij voorkeur in het schemerduister. Zegt en schrijft Johan Verbeke (74), ooit ambassadeur voor ons land in onder andere de VS en de VN-Veiligheidsraad. “Ik heb de zeden zien verruwen. De brutaliteit die nu in de topdiplomatie binnensluipt, verandert alle spelregels.”
Voormalig topdiplomaat Johan Verbeke (74) vertegenwoordigde ons land van het Midden-Oosten over Afrika en Zuid-Amerika, tot Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en op het allerhoogste niveau in de VN-Veiligheidsraad. In zijn boek Logboek van een topdiplomaat in de VN-Veiligheidsraad geeft hij een unieke inkijk in de achterkamers van de internationale politiek. “Er is een perverse paradox in de diplomatie”, zegt hij. “Hoe slechter het met de wereld gaat, hoe meer de diplomatie opleeft.”
Dan moeten het nu gouden tijden zijn.
(lacht) “Dat is waar. Diplomaten leven van crisissen. Het zijn uitdagingen waarbij ze zich kunnen opwerpen als de heelmeesters van de internationale politiek.”
Wat doen ze dan concreet?
“Toen ik begon, begin jaren 80, hadden diplomaten nog een soort quasimonopolie over internationale betrekkingen. Ze stonden in de vuurlinie op het internationale toneel. De klassieke ouderwetse diplomaat was er voor het verdedigen van de staatsbelangen. Door contacten te leggen in het land waar ie actief was, door rapporten te schrijven over de politieke toestand van dat land, door alles te rapporteren wat van belang kon zijn voor het land dat hij vertegenwoordigde. Nu gaat het breder en bestrijken ze veel meer domeinen dan louter de politiek.”
Je kan je dan de vraag stellen waar die diplomaten nu zijn. We zien ze niet, we horen ze niet.
“Diplomaten gedijen het best in de luwte. Hoe groter de problemen, hoe discreter ze werken. En gezien de omvang van de huidige malversaties in de wereld, is het niet meer dan logisch dat ze heel discreet te werk gaan.”
“Er is veel veranderd de jongste decennia. Er zijn veel nieuwe actoren in het veld verschenen. Vroeger had de diplomatie het monopolie op alle internationale betrekkingen. Tegenwoordig zijn er ngo’s, think tanks, academici en allerlei andere organisatie die mee het speelveld bepalen. Een voorbeeld: in het conflict in Israël en de Gazastrook hebben ngo’s als Human Rights Watch en Amnesty Internationale een stevige stem.”
Niet dat dat veel indruk maakt op Benjamin Netanyahu en Donald Trump, om die twee maar te noemen…
“De zeden zijn onmiskenbaar geëvolueerd naar een meer brutale manier van diplomatie doen. Het zorgt ervoor dat klassieke diplomaten zich onwennig voelen. Een diplomaat leeft bij de gratie van het feit dat er regels zijn die moeten gerespecteerd worden. Hij waakt er zelfs over. Maar leiders als Donald Trump en Vladimir Poetin hebben die overboord gegooid. Een diplomaat kan daar maar één ding doen: zich aanpassen aan de nieuwe zeden.”
Wat ook opvalt: de VN lijkt zijn leidende rol kwijt.
“De Verenigde Naties zijn na de Tweede Wereldoorlog opgericht uit de overtuiging dat als alle landen samenwerken, er een betere basis is voor vrede. Dat heeft heel lang gewerkt. Maar het klopt dat de VN niet meer op de bovenste plank ligt. Het was heel lang duidelijk dat alle landen, ook de machtige, hetzelfde principe hanteerden: dat van een rule based order, een orde die gebaseerd is op regels die waren overeengekomen in de schoot van de VN. Maar dat klopt niet meer.”
“Als je nu nog afkomt met die regels, dan lachen ze je uit. Het grootste principe van de VN was de territoriale integriteit. Aan de grenzen van een land pruts je niet. Punt. Vladimir Poetin trekt zich daar geen sikkepit van aan. China interpreteert de regels van de Wereldhandelsorganisatie ook behoorlijk losjes. En Donald Trump past de regels aan als het hem goed uitkomt. Dan is het logisch dat de VN in de verdrukking komt. Er is een grote rivaliteit en competitiviteit tussen de grootmachten. De grote machtsblokken steken elkaar voortdurende de loef af en zoeken de rand op. De macht verschuift, maar zelfs de hoofdactoren weten niet waar ze zullen uitkomen en dagen uit, zonder nog te luisteren naar de scheidsrechter, de VN.”
En intussen staat Europa erbij en kijkt ernaar. We spelen niet meer mee.
“Europa zit in een sandwich tussen de grote blokken. Wij houden ons wél nog aan de afgesproken regels. Dat is zonder meer verstandig. Sommigen zijn geneigd om te zeggen dat Europa het ook hard moet spelen. Natuurlijk, we moeten meer aandacht hebben voor bijvoorbeeld het veiligheidsluik en defensie, meer hard power. Maar tegelijk moeten we het krediet dat we hebben niet verspelen. Vergeet niet dat er veel Aziatische en Afrikaanse landen zijn die door de onbetrouwbaarheid en onvoorspelbaarheid van de VS, van Rusland en van China op zoek zijn naar een betrouwbare partner. Voor hen heeft Europa zeker een power of attraction. Europa is ernstig, verandert niet om de seconde van mening en heeft respect voor de internationale regels. Dat zit in ons DNA, dat moeten we behouden. Europa kan er alleen maar beter van worden.”
Hoe kan de diplomatie zich handhaven in die krabbenmand?
“Als diplomaat kan je niet meer doen dan wat de grootmachten toelaten. Maar wees gerust dat diplomaten nog altijd op volle toeren draaien. Als je nu ziet hoe de Europese landen zich verenigen in hun steun aan Oekraïne… het zijn hoogdagen voor de diplomatie, ook al kunnen ze maar zover gaan als mogelijk is. Als de Russen niet willen spreken, dan stopt het.”
En in het Midden-Oosten? U was als diplomaat actief in Libanon en Jordanië en heeft in de VN ook op het hoogste niveau meegespeeld. Begrijpt u de schroom om Israël terecht te wijzen?
“Toen ik voor ons land in VN zetelde heb ik al vastgesteld dat er twee maten en twee gewichten waren. Veel van de 193 lidstaten stelden vaak de vraag waarom er blijkbaar een dubbele standaard was als het over Israël ging. Die vraag was niet onterecht. Het is nog altijd zo, maar er beweegt wel wat, hoor. In alle discretie.”
Hoe gaat dat in zijn werk, dat discrete werk? Met een bel dure cognac en een vuistdikke sigaar in een donker hoekje van een restaurant?
(lacht) “Helaas klopt dat cliché niet. Diplomatie heeft een aura van geheimzinnigheid, van achterafkamertjes en luxe. De realiteit is iets prozaïscher. Ik geef een voorbeeld. Toen ons land de Veiligheidsraad voorzat in 2007-2008 heb ik het als ambassadeur bij de VN op het allerhoogste niveau van dichtbij meegemaakt. Iedereen kent de hoefijzervormige tafel van de Veiligheidsraad, die geregeld op tv is te zien. Wie goed oplet zal rechts in de hoek van die zaal een kleine deur opmerken. Alleen met de hoogste machtiging mag je daarin. Je komt dan in een gang met nog een beveiligde deur. Daarachter een nieuwe gang, met een deur die uitgeeft op een ruimte, niet groter dan een klaslokaal. Dààr gebeurt het. Hoge diplomaten en vertegenwoordigers praten er. En maken ruzie, al zou ik het eerder ‘overleg’ noemen. Het resultaat van die gesprekken is wat uiteindelijk in de Veiligheidsraad wordt besproken. Zo werkt de diplomatie. Op plekken waar niemand anders mag komen en waar op scherp wordt gedebatteerd.”
Dus zonder copieuze maaltijden en gefluister tussen dikke gordijnen?
“Nee, nee. Het klopt wel dat diplomaten, zeker ambassadeurs, een mooie woning krijgen, vaak met een chique auto, al dan niet met chauffeur. Maar, zoals ik het altijd tegen mijn vrouw zei: “Ceci n’est pas une pipe”. Het is niet wat het lijkt. Die glitter komt met de functie, niet met de persoon. Eigenwaan en ijdelheid zijn valkuilen waar diplomaten zich bewust van horen te zijn en sommigen lopen er toch in, jammer genoeg.”
Logboek van een topdiplomaat - 220 blz. - Uitgeverij Acco - 26,50 euro
|