Geweldig nieuws! De Rode Duivels zijn, een halve maand na het EK in Duitsland, uitgeroepen tot Europees kampioen. De VAR herriep vier beslissingen in verschillende wedstrijden. Spanje eindigt door drie late VAR-beslissingen – donderdagmiddag – op een teleurstellende zesde plaats.
Er is ook goed nieuws voor de Nederlanders. Zij blijken toch twee keer wereldkampioen te zijn geworden in 1974 en 1978. De voetballers die nog leven zullen deze week aan het graf van hun overleden collega’s de WK-winst op gepaste wijze vieren.
Alles is mogelijk na de wedstrijd Argentinië-Marokko die werd gespeeld tijdens het olympisch voetbaltoernooi in Parijs. Twee uur na de wedstrijd werd een Argentijnse gelijkmaker in de extra tijd (vijftien minuten) alsnog afgekeurd wegens buitenspel. Die gelijkmaker werd gescoord twee uur nadat alle spelers naar de kleedkamer moesten vluchten, omdat Marokkaanse supporters het veld bestormden.
Ach ja, de olympische gedachte. Meedoen voor de eer is er al lang niet meer bij. Ik zag donderdag een televisie-item over de bedden van de atleten. Die blijken van karton te zijn. Door twee reporters werd er, met de kleren aan, getest of er wel lekker op kon worden geneukt en ik moest meteen denken aan de legendarische Poolse polsstok-hoogspringer Vlamic Pacborcz, die vier jaar voor en vier jaar na een olympische wedstrijd voor de zekerheid zijn mannelijk lid niet eens durfde vast te houden, op het gevaar af dat hij zaad zou plengen.
Dat was een tijd lang heel gewoon in de professionele sport: het idee dat een zaadlozing 24 uur voor de wedstrijd als een vernietigend bombardement door de rest van je lichaam trok. Als ik zo uit mijn hoofd eens wat hedendaagse bekende voetballers aan mijn geestesoog voorbij laat trekken, dan zeg ik op mijn gevoel: ze neuken zich suf tot een kwartier voor de wedstrijd.
Maar daar had ik het niet over. Kartonnen bedden. Vreemde matrassen, eindeloze files in Parijs en een slopende openingsceremonie. Het landsbelang voor het belang van de sporters laten gaan, dat is de Fransen hun tweede natuur en dat dedain zit pontificaal in de krankzinnige ceremonie vlak voor deze Spelen. Op het moment van schrijven, vrijdagmiddag, weet ik nog niet precies wat ze allemaal hebben bedacht, maar ik weet wel dat bijna alles zich op en langs de Seine afspeelde.
Op de gok zeg ik: er zullen stokbroden van negentien meter over het water hebben gevaren, alle sporters, juichend in enorme drijvende alpinopetten, langs de tribunes. Straaljagers laag over de hoofden van de miljoenen toeschouwers zodat we in het vrije Westen ook eens voelen hoe dat is in Oekraïne, iedere dag in angst leven voor een precisiebombardement, gedoe met de olympische vlam die zwemmend naar de oever wordt gebracht en daarna een 109-jarige oud-speerwerper die vanuit de Eiffeltoren de Spelen opent.
Met een oorlog op twaalf uur afstand, slachtingen in Gaza en Israël en een kandidaat-president van Amerika die ik met een vertrokken smoel een gewichtheffende transgender zag nadoen, voelen de Olympische Spelen geforceerder dan ooit. Het voelt aan alle kanten verkeerd om in dit tijdsgewricht net te doen alsof alle landen op aarde in volstrekte harmonie kunnen hoogspringen en zwemmen.
Het doet mij denken aan mijn inmiddels overleden moeder, die mij vlak nadat er in Amsterdam op twaalf kilometer afstand een vliegtuig dwars door drie flatgebouwen was geraasd, vroeg: waar heb je zin in vanavond, nasi goreng of boerenkool?
Zo beleef ik deze Olympische Spelen, die symbool staan voor verbroedering, meedoen is belangrijker dan winnen en het doorbreken van landsgrenzen. Allemaal prachtig, maar draai tijdens de openingsceremonie je hoofd een kwartslag en met een beetje pech zie je dan een brandende vlag uit een studentenraam hangen.
Ik ga sporadisch genieten van topprestaties en ik zal, zoals altijd, weer flink wat huilen als sporters net iets later dan de tv-kijker merken dat ze een nieuw wereldrecord hebben gelopen, maar dit overheerst: de schaamte en de angst. De schaamte omdat het allemaal midden in een schaamteloos populistisch klimaat plaatsvindt en de angst omdat iedere bezoeker en iedere atleet in Parijs een kogel door het hoofd kan krijgen.
Zo heb ik nog niet eerder naar de Olympische Spelen gekeken, maar nu – ook door de eindeloze verhalen over de krankzinnige omvang van de beveiliging – merk ik dat ik wacht op het onheil. Zo voelen deze Spelen: als spelen met vuur. Met de vingers in de oren en een blinddoek om net doen alsof we in vrede met elkaar kunnen leven.
Meteen tijdens de eerste wedstrijd, nog vóór de openingsceremonie, daalden rookbommen neer op een voetbalveld, werd het veld bestormd door woedende supporters, moesten de voetballers twee uur schuilen in het stadion en werd onder welke druk dan ook een doelpunt van de Argentijnen afgekeurd.
Het zal niet het laatste conflict zijn. Ik vrees met alles wat ik in mij heb een herhaling van het drama in München waar elf Israëlische sporters werden gefusilleerd. Daarna gingen de spelers gewoon door. Zo voelen deze Spelen nu al: als een geforceerde peperdure vredesboodschap aan de rand van een mondiale oorlog.
|